De afscheiding van 1834


 
Mijn voorvader Rein Wiegers Ruiter was direkt betrokken bij de afscheiding van wat later de Gereformeerde Kerk zou gaan heten, in Tjalleberd.

Uit : Zijn wieg stond in het turvenland
door A. Douma - van Wijngaarden (1998, Meppel).

Mijn bewerking - JR


Omstreeks 1800 was het grootste deel van de Friese bevolking lid van Nederlands Hervormde Kerk. Mede onder invloed van denkbeelden van de Verlichting in de Franse tijd nam de onrust in de kerk toe. In 1830 teisterden verschillende rampen ons land : cholera, overstromingen, misoogst, oorlog met Belgie en hierin zagen velen de hand van God en een roepstem tot bekering. In 1834 was dan in het Groningse Ulrum de Afscheiding begonnen onder leiding van ds Hendrik de Cock.

In Friesland was het de jonge predikant Simon van Velzen die in Drogeham in 1835 geschorst werd door het Hervormd Kerkbestuur. In veel plaatsen werden nu afgescheiden gemeenten gesticht en Ds Van Velzen werd door de Provinciale Synode aangesteld als herder en leraar van de gezamenlijke Christelijke Afgescheiden Kerken in Friesland.
De eerste jaren waren niet gemakkelijk voor de Afgescheidenen. Hun samenkomsten werden verstoord, zowel door de plaatselijke bevolking als door het Burgerlijk Bestuur. Het Burgerlijk Bestuur beriep zich op een artikel uit de Code Penal¹ om samenkomsten van meer dan 20 personen te verbieden. Er werd zelfs een detachement militairen ingezet door de Gouverneur van Friesland om krachtig te kunnen optreden tegen de Afgescheidenen.
Ds Van Velzen kwam op zaterdag 27 februari 1836 naar Wolvega om een gemeente te stichten, maar de samenkomst moest worden uitgesteld tot middernacht, omdat een grote groep dorpsgenoten hen bedreigde. De Afgescheidenen vroegen bescherming van de politie, maar die maakte hen uit voor oproermakers en greep niet in. In Tjalleberd was het niet veel beter.

Op woensdag 30 maart 1836 kwam 's avonds laat een aantal Afgescheidenen bij elkaar voor een godsdienstoefening. De grietman kreeg daarvan bericht en stuurde er twee grietenijbestuurders en een politieman heen. De namen van 34 aanwezigen werden opgeschreven. Daaronder was ook Rein Wiegers Ruiter, veenbaas te Tjalleberd.
Drie maanden later, op zondag 10 juli 1836 om half elf 's morgens gingen twee politiemannen naar het huis van Rein Wiegers Ruiter. De agenten hadden gehoord, dat daar een godsdienstoefening werd gehouden. Toen ze de voordeur binnen wilden gaan, merkten ze dat die op dat moment op slot werd gedaan. Toen probeerden ze door de achterdeur binnen te komen en na enig tegenstribbelen van Rein Wiegers Ruiter en zijn vrouw lukte het toch. In de kamer was ouderling H.J. Wind, boer te Rottum aan het preken.
Weer werden de namen van alle aanwezigen opgeschreven, 48 in totaal. Bovenaan stonden Rein Wiegers Ruiter, zijn vrouw Trijntje Johannes Jager en vier van hun kinderen: Johannes, Hendrik, Geertje en Eke. Onder de lijst met namen stond in het proces-verbaal: allen grootendeels van kerkboeken voorzien.
De zaak kwam voor de Rechtbank in Heerenveen, maar die sprak de voorganger en de eigenaar van het huis waar de ongeoorloofde samenkomst werd gehouden, vrij. Maar men ging in Appl bij de Rechtbank in Leeuwarden. Daar kregen ze toch elk f 10,- boete.
Ds Van Velzen kwam op 25 september 1836 naar Tjalleberd om kinderen te dopen, een huwelijk te bevestigen en ook nog om een diaken in het ambt te bevestigen. Dat moest echter wel in drie verschillende huizen gebeuren, omdat er steeds weer gewapende soldaten kwamen om de Afgescheidenen te verjagen.
Toen namen de Afgescheidenen een advocaat in de arm om te protesteren tegen deze gang van zaken. Ook dienden ze een protest in bij het Grietenijbestuur van Aengwirden tegen de inkwartiering, die verschillende gemeenteleden hadden gekregen. Daaronder was ook Rein Wiegers Ruiter bezwaard met vier soldaten in kwartier
1836 was dus een zeer roerig jaar voor de gemeente van Tjalleberd. Tegen de verdrukking in groeide de gemeente en de kerkeraadsleden kregen een zware taak om de lidmaten te bearbeiden, want onder de gemeente van Tjalleberd hoorden ook de plaatsen Langezwaag, Gorredijk, Knijpe en Oldeboorn. Een uitgestrekt gebied en in die tijd waren de wegen slecht en de vervoersmiddelen gebrekkig.
Na 1840 namen de vervolgingen af, doordat meerdere gemeenten er toe overgingen toelating en erkenning aan te vragen bij de Koning.
Ook Tjalleberd diende zo'n verzoek in, ondertekend door 34 personen, waaronder Johannes Reins Ruiter, ouderling.
Bij Koninklijk Besluit van 22 mei 1843 is de Afgescheiden Kerk van Tjalleberd officieel door de Regering erkend. Nu de erkenning afgekomen was, kon men ook het bezit van een eigen kerkgebouwtje gaan realiseren. In de 27e Stelle van Tjalleberd werd een huis gekocht en tot kerkzaal verbouwd.
Maar in 1851 werd de gemeente wegens teruglopende aantallen kerklieden alweer opgeheven en ging over in die van Heerenveen.



¹Zonder toestemming van de Regering mocht geen godsdienstig genootschap of gezelschap opgericht worden met de bedoeling geregeld godsdienstoefeningen te houden met meer dan 20 personen. Deed men dit toch, dan konden de 'leiders' gestraft worden met een geldboete van f 10 tot f 100. De Code Penal was een Frans Wetboek van Strafrecht, dat tijdens de Franse Periode (1795-1814) in Nederland werd ingevoerd.

²Dit was bepaald geen lichte straf. Het betekende dat Rein voor kost en inwoning diende te zorgen voor 4 volwassen kerels, die het zich ook nog eens zo gemakkelijk mogelijk maakten.





Opmerkingen? Foutje gevonden?   Opmerkingen?
Meld het via het reactieformulier!

    vorige    volgende 

Mijn voorvader Rein Wiegers Ruiter was direkt betrokken bij de afscheiding van wat later de Gereformeerde Kerk zou gaan heten, in Tjalleberd.

Uit : Zijn wieg stond in het turvenland
door A. Douma - van Wijngaarden (1998, Meppel).

Mijn bewerking - JR

Zie ook Rumoer in Tjalleberd



Familieverhalen


Streekgeschiedenis


Wetenswaardigheden


Film & Video