Betreft: Catharina von Reutern
De ik-figuur is Georg von Brevern die een aantal boeken over zijn familie heeft geschreven. Een apart boek wijdde hij aan zijn overgrootmoeder Catharina von Reutern (zie “Catharina von Reutern”). Uit dat boek is de volgende passage; Catharina is voor de tweede keer weduwe geworden en moet als zeventiger al de landgoederen beheren die ze in bezit heeft:
Haar jongste zoon Peter was haar grote steun en hij gaf zijn positie in de regering van het gouvernement op om bij haar te gaan wonen op het land. Zijn hoofdbezigheid was het het beheer van alle landgoederen. Toen heeft zij de gewoonte opgegeven om persoonlijk de bedrijfsvoering op haar bezittingen te beheren. Daarbij viel ze op door haar statuur en omdat ze een zekere voornaamheid uitstraalde. Op het landvolk maakte ze dermate indruk dat ze in verhalen lang is blijven doorleven.
Op mijn vaders landgoed Kostifer heb ik als jonge knaap onder het werkvolk vertellingen gehoord over 'de oude vrouw', dat is Catharina, die altijd in een wagen met zesspan en met lopers en grote lakeien van Maart over Kostifer naar Jaggowal reed en weer terug [twee keer meer dan 30 km, JR]. Daaruit is de sage ontstaan dat je haar nu nog om middernacht in een wagen met zes grijze paarden tegen kan komen als er een sterfgeval op komst is. In 1827 heb ik zelf kunnen vaststellen hoe levendig die sage toen nog was.
In een maanverlichte heldere novembernacht reed ik met mijn enige jaren later overleden oudste broer van het poststation Jeglecht waarheen de weg naar Jaggowal voert naar Kostifer omdat het te laat was geworden om nog in Reval te komen.
We reden in een postkoets met zes grijze paarden en het geratel op de hardgevroren aarde met grote stenen bruggen maakte eerst de honden en daarna de mensen wakker. Mijn broer moest lang op huisdeuren en vensters bonzen voordat we werden binnen gelaten. De mensen vertelden dat ze in de veronderstelling waren geweest dat de oude vrouw was voorgereden...

