Huwelijksvoorwaarden Johan Ruyter en Geertruidt Marienborch



datum26 augustus 1590
betreftJohan Henricks Ruyter
bronNL-AhGldA, 0481, inv.nr. 481   (wat betekent deze code?)
afbeeldingakte
In de tekst :
   ??  = onleesbaar
   ?  = niet helemaal duidelijk
   [...] = passage overgeslagen
   [xx] = aanvulling van ligaturen
              en afkortingen
   car. gl. = caroli gulden
   [mijn opmerking, JR]

Transcriptie: Jaap Ruiter



Transcriptie

Wy Johan ten Beem und Johan opten Oorth ter zyden Johan Ruters Henricks, und Berndt Marrienborch und Reyner Raasehorn ter zyden der ehr und duegentricker Gertruidt Marrienborchs, doen koondt en tuegen dat wy als gebeedene und requirirde [=vereiste, JR] hylcxfreunde tuissen obge[noemde] Johan Ruter und Gertruidt Marrienborchs mit believen soo wall van oer als derselver respective vaders und moders eenen oprechten, witlicken hylick (ehr und bevorens trow und byslaap geschiet) ter ehren Godts Allmechtich und naa insaate? der hilligers kercken beraamet, gededinget und geslaaten hebben, beraamen deedingen und sluiten mits deesen onder voerwarden hyer naa beschreven. Als dat gemelte Ruter dye voern[oemde] Gertruidt trouwen voer sine echte vrouwe und beddegenote nemmen, und henwedder zy Gertruidt den voern[oemde] Johan Ruter voer oren geliefften brudegoem und ehlicken man holden und erkennen sall: sonder tot ennigen tyden vanden anderen toe scheiden van allenlick doer den dooth, bewisende malckanderen und dye eene den anderen alle ehelicke liefte und getrouwicheit. Und sall gedachte Johan Ruter an syne kompstige huisffr[ouw] voern[oemt] in gerechten hilixguede medebregen, woe dan hy medebrengt, und sin Johans vader Henrick Ruter hem gegenwordelick mede geefft by deesen eene rente van ses und dartich dalre tot dartich stuver van viefftien placken t stuck uuith den guede Hellinger inden karspell van Vorden inde bourschop Lynden gelegen, waar van dye hoefftsumme bedragende is ses hondert dalers van weerden voern[oemt], vermoege und inhollt twyer zegell und brieve daar van opgericht, woe oeck noch dartiendenhalven daler s iaers ['s jaars, JR] uuith z[aliger] Henricks buits guidt toe Rurloo geleegen, waar van dye hofftsumme twye hondert daler woe voern[oemt] vermoge des daar van gemaeckten und besegelden brieves. Waer toe noch gerurter Johan Ruiter gegenwordelick medebrengende is van syn bespaarde und angewonnene guedt dye summe van twye hondert und viefftich daler van weerden als baaven [=boven, JR] verhaellt, und wes hy sunst gegenwordelick hefft, off naamaals hem ennigsins anerven off ansterken mach nyet daar van uuithgesundert. Edoch sall dys voern[oemde] Johan Ruiters naa affsterven sines vaders den Godt ten saaligsten lange gefriste?, dye voern[oemde] Rente van ses und dartich und dartiendenhalven daler wedder inbrengen und allsoo myt sine susteren ter deillunge gaen soo und alst naa rechte behoren sall. Waar tegens Garberich Meyers weduwe Marrienborchs oer dochter Gertruidt voern[oemt] in gelicken hilixguide medegiefft een arve und guedt, Beukes arve genoempt inden kerspell van Rurloo in syn bepaelinge geleegen myt uuitganck van twellff daler s iaers beswaart. Woo oeck zy medegiefft oere dochter voern[oemt] an handtschrifften off gerieden gelde dye summe van twye hondert dalers als baaven, waar toe zy Gertruidt oeck medebrengt alle oer gereede und ongeriede guedt dat zy nu hefft off naamaals by verstarff off andersins staender ehe ankommen mach, nyet daar van uuithgescheiden. Is oeck believen und verdragen by soo vehr sonder lieffs geborte van hun beiden geschapen naa toe laaten het bedde geschoret worden, dat alsdan dye lestleevende und des verstorvenen erffgenamen myt oer angebrachte guidt een yeder in sin respect affgaen sall: edoch soo by ferseunge des Allerhoegsten sonder naalatende geberte als voern[oemt] gerurte Johan Ruter irst verstorvene, sall dye voern[oemde] sinen kompstige huisfr[ouw] van synen guede eens genieten und erfflick beholden dye summe van dreye
hondert gelicker dalers. Soo aaverst zy Gertruidt in maaten woo baaven verhalet irst afflivich worde, sall hy Johan van oren guede eens verbeetert weesen dye summe van twye hondert daler, van dartich stuver den daler, den stuver tot viefftien placken gereekent, woo thoo tevorens gesatt, blivende mits deesen in sulcken fall eenen iederen voerbeholden soodaane kleder und klenodien? als tot oren respective lyeve gehoret hebben. Wat aaverst staander ehe zye beyde anwinnen, anwarven off bespaaren sollen muegen, sall gelicklick beidersiets [van beide zijden, JR] hallff und hallff gedeillt und genaaten werden: woo men oock gelickelick alle bewislicke staender ehe gemaekte schulden of kommer dragen und affmaken sall mooten. Lestlick accordirt, soo vehr dye kompstige eheluiden des beraades worden, dat zy naamaals malckanderen off dye eene den anderen widers begiftigen off betuchtigen myt offt in ore samptlicke guederen off in een dehll van dye, dat zy sulckes soo wall mits giffte als tucht, tot allen tyden sollen doen moegen, und sall dye voern[oemde] giffte und tucht soo bundigh und bestendigh weesen all off dieselue in gegenwordige hilixvoirwarden uuithdruckelicken mede begrepen waaren. Sonder argelist. In orkonde hebben wy hilixfrunde voern[oemt] ter begerte und requisitie als baaven elck onsen zegell beneden an deesen brieff gehangen. Actum Zutphen den xxvi-en augusti XV C neigentich stylo reformato.  26 augustus 1590.


Samenvatting

Johan ten Beem en Johan opten Oorth voor Johan Ruters Henricks, en Berndt Marrienborch en Reyner Raasehorn voor Geertruidt hebben de volgende huwelijksvoorwaarden opgesteld.
Johan brengt een jaarlijkse rente van 36 dalers in, afkomstig uit een lening van 600 dalers aan de bezitters van het goed Hellinger. Verder nog een rente van 13 ½ daler uit een lening van 200 dalers, en nog een hoeveelheid geld van 250 dalers.
Geertruidt brengt het goed Beukes erve in, bezwaard met 12 dalers rente per jaar. Verder nog 200 dalers en alles wat ze verder nog bezit of zal bezitten.

Betekenis

Dergelijke aktes zijn vooral interessant door de kleine extra stukjes informatie die her en der opduiken. Zo was Johan ten Behm de man van zuster Belie, en Johan op ten Noorth de man van zuster Wijze. Dit bevestigt onze aanname dat deze Johan een zoon van Henrick Ruyter en Fenne Vaetebender is. Inderdaad is Johans vader Henrick in 1590 nog in leven; hij zal het jaar daarop overlijden.

Geertruidts moeder wordt genoemd; eventjes op internet zoeken levert ook de naam van haar reeds lang overleden vader op: Johan Marrienborgh.

Tenslotte is er deze zinsnede: "allsoo myt sine susteren ter deillunge gaen". Dit klopt; zijn enige broer - Henrick - was in 1583 overleden.


Jaap Ruiter
08 januari 2025