Dwangarbeider 3257 en zijn dagboek
betreft: Piet de Ruiter
Onderstaand artikel uit het Dagblad van het Noorden verscheen op zaterdag 9 april 2016.
Mijn verzoek om dit artikel over te mogen nemen werd welwillend toegestaan, waarvoor veel dank!
Tekst : Frank von Hebel
Foto bovenaan : Kees van de Veen
Mijn verzoek om dit artikel over te mogen nemen werd welwillend toegestaan, waarvoor veel dank!
Tekst : Frank von Hebel
Foto bovenaan : Kees van de Veen
Woensdag 28.7.1943.
Om 10.30 uur wederom alarm tot 12 uur. Geschoten. Ik heb lekker een uur in de kelder geslapen. Bij de aanval op Hannover blijken 900 doden te zijn, o.a. 200 krijgsgevangenen en 65 Hollanders van de Conti (Continental fabrieken, red.) in een schuilkelder. Harms zou vrijdag met verlof, maar de Urlaubscheinen zijn op het Polizei Präsidium verbrand.
De 3 krijgsgevangenen van ons kamp worden morgen in Limmer op een soldatenkerkhof begraven. Ze zochten beschutting in een barak waar precies een bom op terecht kwam. Ze werden 140, 100 en 50 m weggeslingerd.
Aardappels, doperwten en wortels.
Het is een van de vele fragmenten uit het dagboek van Piet de Ruiter (92) uit Groningen, waarin hij schrijft over zijn werk, de bombardementen en ook bijna dagelijks een paar regels aan het eten wijdt. Hij werkte tijdens de Tweede Wereldoorlog als dwangarbeider in Hannover in een fabriek waar accu’s werden gemaakt voor de Duitse duikboten (U-boten) en V2-raketten. "Ik woonde nog thuis toen ik werd opgeroepen. Opeens zat ik als 18-jarige in een barak met allemaal kerels die overal vandaan kwamen. Ik stond er alleen voor."
Op de eettafel in zijn flat liggen stokoude schriften, gekocht in inmiddels verdwenen Duitse bedrijven in kantoorartikelen. Hij hield met een verbazingwekkende grondigheid bij wat hij meemaakte.
De jonge kantoorbediende van een bedrijf in sanitair krijgt in november 1942 de oproep zich te melden bij het Gewestelijk Arbeidsbureau in Groningen. Hij moet naar Duitsland. Werken. De kantoorbediende voelt er weinig voor. Hij probeert er nog onderuit te komen, maar het heeft geen zin. De Duitse oorlogsindustrie heeft mannen en vrouwen nodig. In januari 1943 brengen zijn vader, broer en zus hem naar de trein. Zijn moeder blijft thuis. Het vreselijke idee dat ze de wagon met haar zoon in de verte ziet verdwijnen weerhoudt haar.
Een paar dagen later komt hij in Hannover aan en wordt aan het werk gezet in de Akkumulatoren Fabrik Aktiengesellschaft (AFA). Hier worden accu’s gemaakt. De nette kantoorbediende uit Groningen die nog bij zijn ouders woont, krijgt klompen, verschoten werkkleding en als slaapplek een barak met vijftien Nederlanders uit alle lagen van de bevolking. En hij krijgt een nummer: 3257.
Zijn ouders sturen hem een Kodak fototoestel waarmee hij het kampleven in zwart-wit vastlegt. Vrolijke foto’s van onbezorgd dansende meisjes en rokende mannen. De camera fotografeert niet hun doodsangst in de schuilkelders tijdens de bombardementen. Er zijn evenmin foto’s van de bungelende lijken die hangen aan galgen in het nabijgelegen concentratiekamp. En de camera registreert ook niet de intens zure walm waarin Piet de Ruiter elke dag werkt. "We kregen om de zoveel tijd nieuwe kleren, want de boel ging door het accuzuur gewoon kapot."
WERKDAG
De Ruiter hangt dag in dag uit boven bakken met zwavelzuur waaruit hij loden platen moet vissen. "Mijn werkdag begon om 8 uur ’s morgens. Rond 10 uur was er koffiepauze." Hij lacht. "Soms was er zelfs echte koffie." Om 12 uur was het schafttijd. Warm eten. En melk, want dat zou goed helpen tegen loodvergiftiging. "De Duitsers aten eerst en wij kregen wat zij lieten liggen. Soms was dat genoeg, maar vaak niet. Over het algemeen was het eten niet slecht."
Er ontstaat al snel een levendige ruilhandel. De verlegen kantoorbediende ontwikkelt zich in rap tempo tot een handige zakenman. Sigaretten voor brood en waspoeder in ruil voor eieren.
Zijn barak is een van de vele die AFA voor de 3700 dwangarbeiders aan de rand van het fabrieksterrein liet bouwen. Iedereen wordt naar zijn nationaliteit bij een barak ingedeeld. Er zijn veel meisjes uit Oost-Europa. De dwangarbeiders slapen op stro in houten britsen. De barakken worden geregeld met gas ontsmet, om de talrijke luizen te bestrijden. Soms breken er besmettelijke ziekten uit, zoals tbc. Ook is er een krijgsgevangenkamp voor Franse soldaten.
Naast het kamp ligt een concentratiekamp, onderdeel van Neuengamme. "Er werkten ook gevangenen in de fabriek. Je mocht niet met ze praten. Een van hen vroeg mij een keer om een peuk. Een bewaker trapte hem gewoon bij me vandaan."
Dinsdag 30.1.1945
Ik heb vandaag gezien hoe een gevangene 20 slagen met een stuk gummi van een Kapo op zijn rug kreeg. Vanavond was een gevangene zich aan ‘t wassen, wat niet mocht. Dit zag een Kapo die hem snel een groot blok hout op zijn hoofd gooide.
12-jarige herdenking van het dictatoraat van Hitler.
Geen alarm.
De jongste bediende heeft in het begin moeite om zijn draai te vinden. Hij is zijn vrienden van de Jeugdbond voor Onthouding (JVO) gewend. Een idealistische jeugdbeweging en een van de weinige verenigingen die in het door Duitsland bezette Nederland nog is toegestaan. Maar zijn kampgenoten zijn van een heel ander slag. Ze drinken! En dan de manier waarop ze met meisjes omgaan. Nou ja zeg.
Maar ook hij vindt vrienden. En hij heeft altijd zijn brieven en dagboeken nog. Vel na vel schrijft hij vol over wat hij ziet, eet en meemaakt. "In de brieven aan mijn ouders schreef ik niet alles. Dan zouden ze zich maar zorgen maken." Maar zijn vriendin Jikke, die hij bij de JVO leerde kennen en met wie hij veel schrijft, krijgt een aardig beeld van het leven van een dwangarbeider. Bombardementen, ziekte, strafmaatregelen, bedrijfsongevallen: het is allemaal dagelijkse routine.
Om de haverklap klinkt het luchtalarm. Bij de fabriek en barakken liggen schuilkelders. Maar soms werken ze ook in het bos waar grote buizen naast elkaar zijn gelegd. Hierin moeten ze dekking zoeken als de bommenwerpers hun lading lossen. "Onder de grond was het steenkoud en donker. Daar lag je soms twaalf uur lang. Die bommen hoorde je aankomen. Ze gierden steeds harder en dan ... ‘bam’ ontploften ze. Dan wist je: die hebben we dan weer overleefd. Maar daar kwam de volgende alweer aan. Het geluid van de vliegtuigen, bommen en het afweergeschut was verschrikkelijk. Ik heb tientallen bombardementen meegemaakt. Het luchtalarm klonk steeds vaker. Op den duur konden we het lichamelijk gewoon niet meer opbrengen om ’s nachts naar de schuilkelder te gaan, zo moe waren we. Dan namen we de gok en bleven liggen."
Aan Jikke schrijft hij:
Hannover-Stöcken 23.7.’44
... We hebben hier weer een mooie week achter de rug. We zijn er nl. 8 nachten achter elkaar voor alarm uit geweest. De 1ste nacht zijn verscheidene bommen om ons heen gevallen, één op 30 meter afstand die gelukkig niet dadelijk uit elkaar gesprongen is (het was nl. een blindganger). Wat duurden die 5 minuten lang, om ons heen zagen we de explosies, horen en zien verging je haast. We zijn er echter weer goed afgekomen, alleen is de barak een beetje ontwricht en zijn in de fabriek haast alle ruiten kapot. Op zulke ogenblikken kan ik altijd kalm blijven, wat een groot voorrecht is.
De volgende dag noteert hij droogjes zijn bezoek aan de tandarts en hoe hij vijf pakken bevroren appelmoes koopt. Hij eindigt zijn korte notitie met: Groentesoep.
In al zijn brieven en dagboekfragmenten wijdt hij vaak een paar regels over de oorlog in andere delen van de wereld. Op 6 juni 1944, D-Day, schrijft hij:
De langverwachte invasie is begonnen met een groot aantal landingsboten, kruisers, enz. en valschermtroepen .... Wij waren de eersten die het wisten en de Duitsers stonden dan ook raar te kijken toen we het hun vertelden.
In één ruk door schrijft hij: er zijn weer wandluizen ontdekt en hij eindigt met: Gortsoep + pudding.
De bombardementen nemen in de laatste oorlogsjaren toe. Langzaam ziet hij hoe het schitterende Hannover verandert in een stad van puin en stof. "Het was zo’n prachtige stad, maar er bleef niks van over."
In maart 1945 dringen geallieerde troepen Duitsland binnen. Terwijl Piet de Ruiter vanwege zijn kiespijn niet kan slapen vallen er bommen op Hannover en Letter. "Het laatste halfjaar mochten we vanwege de bombardementen niet meer in de stad komen. De lucht zag geregeld zwart van de vliegtuigen. Zo ontzettend veel."
AMERIKAAN
De Duitsers verlaten in april de fabriek. De Nederlanders ontdekken al snel de voorraden voedsel. Op 10 april ziet Piet de Ruiter voor de eerste keer in zijn leven een Amerikaan. "We zaten de dag ervoor in een schuilkelder. Ze waren de hele dag aan het schieten. Af en toe gingen we even kijken. De volgende morgen gingen we eruit. Daar stond een Amerikaan! Hij had een donkere huid. Ik had nog nooit een neger gezien. Ik zal nooit vergeten wat hij zei:Good morning, you are free.
Vrijheid betekent geen beschietingen, beter eten en meer bewegingsvrijheid. Maar niet voor de gevangenen van het concentratiekamp. Die zijn door de Duitsers nog voor de komst van de geallieerden weggevoerd. Velen overleven het niet.
Ze zijn vrij. Heel mooi, maar daarmee zijn de Nederlanders nog niet thuis. "Alles was kapotgeschoten. We kregen eten van het Rode Kruis. We bleven zeker nog een maand in Hannover. Daarna werden we met legertrucks naar Limburg gebracht. Hier moest ik weer een maand wachten op een konvooi dat naar Noord-Nederland vertrok. De boer bij wie ik logeerde hielp ik mee met hooien. Ik kon uiteindelijk een lift naar Leeuwarden krijgen. Toevallig werd ik in een straat afgezet waar een meisje van de JVO woonde. Ik kon een fiets lenen met van die massieve oorlogsbanden. Ik had al in geen jaren gefietst, maar ik ben helemaal van Leeuwarden naar Groningen gefietst. Op een of andere manier wisten mijn ouders al dat ik er aankwam. Bij de voordeur lagen bloemen met het woord welkom. De deur ging open. Daar stonden ze allemaal. Blij. Zo blij."
Het is nu ruim zeventig jaar geleden dat hij voor het laatst in zijn oorlogsdagboek schreef. Maar de beduimelde schriftjes, foto’s en brieven zijn keurig ondergebracht en van de juiste context voorzien in het kloeke Dwangarbeider 3257 – 2,5 jaar Arbeitseinsatz 1943-1945.
Het resultaat van jarenlang zoek- en tikwerk in de avonduren door zijn drie kinderen en schoondochter. "In 2011 vroegen we aan mijn vader wat hij nog graag zou willen", vertelt zijn zoon Peter de Ruiter. "En pa wilde graag Hannover nog weer eens zien. Daar zijn we toen vier dagen geweest. Daarna is het idee voor dit boek gekomen."
De accufabriek was verdwenen. "Die is afgebroken en het terrein is afgesloten. Er staat een bordje dat de grond zwaar is verontreinigd", vertelt Piet de Ruiter. Hij lacht. "Goh."
Maar Hannover was herbouwd. "De stad is weer net zo mooi als vroeger."
Foutje gevonden? Opmerkingen? Meld het via het reactieformulier! |
vorige | volgende |
Onderstaand artikel uit het Dagblad van het Noorden verscheen op zaterdag 9 april 2016.
Mijn verzoek om dit artikel over te mogen nemen werd welwillend toegestaan, waarvoor veel dank!
Tekst : Frank von Hebel
Foto bovenaan : Kees van de Veen
Mijn verzoek om dit artikel over te mogen nemen werd welwillend toegestaan, waarvoor veel dank!
Tekst : Frank von Hebel
Foto bovenaan : Kees van de Veen