Een neef uit Amsterdam
betreft: Jan Jacob Ruiter
Van Alie Stevens-Ruiter kreeg ik dit artikel opgestuurd met het levensverhaal van haar vader, Jan Jacob Ruiter.
"Mijn vader komt van oorsprong uit de kop van Overijssel. Hij was een kind van turfstekers. Zijn familie heeft meegeholpen met het afgraven van de Beulakerwiede en de Belterwiede. De turf werd gebruikt door bakkerijen in de stad om het brood mee te bakken. Hij overleed in 1927 op 34 jarige leeftijd." Aan het woord is Jan Ruiter (87), voormalig hoofd buitendienst van de Texelse Elektriciteits Maatschappij, woonde met vrouw en kinderen aan de Keesomlaan 22 in Den Burg en is sinds kort woonachtig in De Gollards.
"Aan het begin van de 20e eeuw, in de periode van 1910 tot 1920 brandde er bij de Robbenjager in het noorden van Texel nog een vuur bovenop een paal die nu de Steng wordt genoemd. Naast de vuurtoren was het een extra baken om een veilige route van de Noordzee via de Waddenzee richting IJsselmeer aan te geven. Vanaf de Steng had je goed zicht op "De Banken" Bij de vuurtoren waren nog rijen duinen en bij laag water kon je een flink eind het wad oplopen en Cocksdorpers gingen daar schelpen rapen. Die schelpen brachten geld op. Ze werden met een tjalk verscheept naar Harlingen en daar verwerkt in de kalkovens.
Op een van de tochten werd de knecht aan boord van de tjalk in Harlingen ziek en moest van boord. Mijn vader was al een tijdje terug vertrokken uit Overijssel en had allerlei soort werk gedaan. Uiteindelijk belandde hij in Harlingen waar hij opnieuw op zoek was naar werk. Toen de knecht van boord was. monsterde hij aan bij de schipper van de tjalk en aanvaardde de tocht naar De Cocksdorp op Texel. Na verloop van tijd trouwde hij op het eiland met een dochter van de familie Breen, een familie die van oorsprong uit Zeeland kwam."
Wees
"Door de ervaring die hij opdeed op het schelpentransport naar Harlingen werd mijn vader begin jaren 20 gevraagd om als walbaas op te treden bij de scheepvaartmaatschappij De Volharding in Amsterdam. Die had een drijvende aanlegplaats aan de Amstel tegenover Carré. Met bootjes werd de post en pakketten daar aangevoerd. Hij heeft het werk niet lang kunnen doen. omdat hij in 1927 op 34-jarige leeftijd overleed. Door het overlijden van mijn vader keerde mijn moeder, die zwanger was van mijn zuster, samen met mij terug op Texel. ln 1937 - ik was een jaar of 14 - zei een oom van me, die in Amsterdam trambestuurdet op lijn 16 was. dat ik maar eens een vak moest leren. lk ging daarop met hem mee naar Amsterdam om een opleiding in de elektrotechniek te volgen."
In 1939 keerde hij met een diploma op zak terug op Texel. Hij woonde nog bij zijn moeder in, toen zijn in datzelfde jaar op 47-jarige leeftijd overleed. Ruiter was wees en 16 jaar oud, en trok in bij zijn Betje, die huishoudster was bij Reijer Keijser en naast hem woonde op de Binnenburg 4.
Diezelfde tante was toehoorder bij een gesprek tussen de voormalige wethouders Keijser en Vlaming. Hun gesprek ging over de personeelsbezetting van de elektrkiteitscentrale op Texel. Die centrale van de Texelse Energie Maatschapp1j (TEM), gebouwd in 1927/1928, werd eerst op kolen gestookt en later op olie. De wethouders bespraken dat uitbreiding van het personeel met een leerling noodzakelijk was voor de continuiteit van de centrale. Ruiter's tante zei, dat er net een neef uit Amsterdam was teruggekomen die dat werk zou aankunnen. Zo kwam het dat Jan Ruiter op 19 december 1939, slechts enkele maanden voor de Tweede Wereldoorlog in dienst trad van de TEM.
Onderduiken
Ruiter: "Toen de oorlog uitbrak moest lk als werknemer van de overheid werk doen voor de arbeidsdienst. ln 1942 dreigde een tewerkstelling in Hannover, Duitsland. Als ik mij niet op tijd zou melden bij de autoriteiten op Texel, zou ik gearresteerd en gefusilleerd worden. lk stond toen voor de keus: naar Hannover en omkomen tijdens de vele geallieerde bombardementen of hier op Texel mijn einde vinden voor het vuurpeleton. Tot mijn geluk kreeg ik hulp van buitenaf. Via Bram Westdorp, broer van mijn vriend Cor, van het arbeidsbureau waar ik mijn rentekaart moest inleveren werd mij een ontsnappingsroute aangeboden naar West-Friesland. Op een ochtend moest ik de eerste boot van 5.20 uur uit Oudeschild nemen naar de vaste wal.
In aile vroegte was ik met fiets en koffer in de haven en ging ik aan bootd van de Marsdiep. Op het dek stond nog een fiets met een koffer. AI snel bleek dat nog een Texelaar voor deze route gekozen had. Het was een jongen van Hopman uit De Nederlanden. Na onze aankomst in Den Helder gingen we op weg naar Andijk. Via de vlotbrug bij De Kooy en een tocht door de Wieringermeer kwamen we aan in Medemblik. Vandaar gingen we elk ons eigen weg. lk ging naar Andijk en dook onder b1j een boerenfamilie. Zij deden uitsluitend zaadteelt en ik werkte bij hen op het land. lk wist dat er meer Texelaars in West-Friesland waren ondergedoken. Dat had ik gehoord van mijn latere vrouw Grietje Koopman met wie ik al voor de oortog kennis had gemaakt en die koerierster was tussen Texel en de onderduikers in West-Friesland. Toen de vrede kwam. ging ik buurten bij andere families in de omgeving. Er bleken wel 100 Texelaars te zijn ondergedoken. Met een aantal - waaronder nu ook Grietje - hebben we toen een vrachtwagentje geregeld. We moesten om de Wleringermeer heen rijden, want die was door de Duitsers onder water gezet.
Aangekomen bij De Kooybrug hadden we een ontmoeting met Canadezen, die de brug bewaakten. We moesten de nacht van 9 op 10 mci 1945 aan het kanaal doorbrengen, voordat we de volgende dag te voet verder konden naar Den Helder. In de haven van Den Helder was er geen boot naar Texel. Wel lag er een schlp van de kommenvisser Leijen, vanwege de visvangst in de Mokbaai. We gingen aan boord en voeren naar de haven van Oudeschild. Daar stond een paard en wagen van Bob Kuiper uit De Waal, die ons naar Den Burg heeft gebracht".
Meteen werk
Enige dagen later kwam hij in contact met directeur De Rode van de TEM. Deze bood hem meteen weer werk aan. In de jaren die volgden was hij betrokken bij de uitbreiding van het elektriciteitsnet van Texel. Ook stichtte h1j een gezin, trouwde in 1946 en ging met zijn vrouw wonen naast Kees Jan Zoetelief in de Parkstraat waar nu De Hollebol is. Dat was ook de geboorteplek van zijn kinderen Alie en Jaap.
Toen ik in 1939 bij de TEM kwam waren er twaalf trafostations op het eiland, zogenaamde 'peperbussen' waarvan twee in Den Burg , een bij Nauta en een op de hoek van de Kogerstraat/Witte Kruislaan.
Ruiter: "Bij mijn pensionering in 1984 waren dat er 75. De 'peperbussen' zijn allemaal vervangen door stenen huisjes. Na de ruilverkaveling op het oude land van Texel in 19S3 heb ik mij bij de TEM bezig gehouden met het elektrisch maken van alle gemalen op het eiland."
Na de oorlog heeft de gemeente voor haar werknemers een spaarfonds opgericht, waar ik ook onder viel omdat ik bij de TEM werkte. (Dit geld was bedoeld om de mensen te helpen). In 1954 had Ruiter zoveel gespaard, dat hij op zoek kon gaan naar een eigen stukje grond om een huis op te bouwen. Ruiter: "De gemeente was net begonnen met de uitgifte van grond aan de Keesomlaan, dat toen nog de rand van Den Burg was. Met een beetje hulp van Veldstra, destijds directeur van gemeentewerken, heb ik de grond van mijn huidige huis gekocht. Ik heb toen zelf het idee voor de indeling en inrichting van het huis op papier gezet, die zijn uitgewerkt door architect Klein uit Groningen.
Ik heb 56 jaar in het huis gewoond".
Tijdens zijn werkzame leven heeft Ruiter gewerkt aan de energievoorziening op Texel. TEM werd Texelstroom en weer later PEN (Provinciaals Elektriciteitsbedrijf Noord-Holland). Toen hij in 1984 als hoofd buitendienst bij de PEN afscheid nam was hij verantwoordelijk voor zeven monteurs en zeven hulpmonteurs. Zijn authentieke jaren '50 woning aan de Keesomlaan staat nu te koop.
Tekst en foto: Edwin Boering
Foutje gevonden? Opmerkingen? Meld het via het reactieformulier! |
vorige | volgende |
Van Alie Stevens-Ruiter kreeg ik dit artikel opgestuurd met het levensverhaal van haar vader, Jan Jacob Ruiter.