Magescheid kinderen Henrick Gerrits Ruyter



datum31 mei 1592
betreftHenrick Gerrits Ruijter
bronNL-AhGldA, 0481, inv.nr. 1189, scan 2   (wat betekent deze code?)
afbeeldingakte
In de tekst :
   ??  = onleesbaar
   ?  = niet helemaal duidelijk
   [...] = passage overgeslagen
   [xx] = aanvulling van ligaturen
              en afkortingen
   car. gl. = caroli gulden
   [mijn opmerking, JR]


De akte beslaat drie volgeschreven grote pagina's, die afzonderlijk weergegeven zijn:
Deel 1
Deel 2 
Deel 3


Transcriptie: Jaap Ruiter



Transcriptie, pagina 2

und Lehnguidt Vogelinck too Henguloo mijt sin toebehoer gelegen, waar van hij giene
uitinge des derden voets doen, dan geheel voer sich und sinen erven beholden sal, myt
bescheide den noch soo vehr hij sonder echte geboerte naa too laaten verstorve / twelck
Godt ten saligsten verhueden moeth / dat idt voern[oemde] Lehen wedder erven sal op den geenen
die van ons voir offt naakinderen als dan naa Zutphenschen Lehnrechten die naeste zijn
sall, sonder dat t selve ennigsins vallen sal buiten den boesem daar uit het gekommen is.
Baaven t welcke hij Johan Ruter und sin suster Joffer Wilhelma Ruters naa voergaende
vergunninge tot oer beider erfdell der voern[oemde] sijdtfallen (als zijnde buiten dese hun oerva-
derlickes und moederlickes guedt bewesen / mit bedachten gemoede gekaaren, woo dan hun
beiden oeck erflick toegeeigenet een kamp boulandts an den Groenenwech, die Touwerie
mit den Kamp, Lebbings hofstede, Een stucke landts op die Hasselt, Een stucke landts op
den Enck, Eene hofstede het Sogenslach, Herlebroeck und Greffhorst beide groenlanden,
die samptlicke parcelen mit oer alinge in und toebehoer in den Kerspell van Wernsfelde
in de Bourschop Vierackeren geleegen. Het gerechte virdendehll van de Lange maate, ze-
sinx visweerdt und Calverpas met oer toebehoer in den Baakerweerdt. Die pandschop
van Zegefalcker slach too Hengeloo, too lossen myt 200 Ryders. Die pandschop van
Ilmerinx maate, waarvan die pandtpenninge 200 dalers in den Kerspel van Wernsfelde
in de Bourschop Eefden, Eene onlosbare rente und tins van twye Blauwe g[uldens] und
39 stuvers, met noch sestenhalven stuver uit Lebbings guidt too Vyrackeren und
die gerechticheit dar van dependerende. Eene rente van 58 dalers des jaars uit
Gimminck too Vorden, Eene rente van dartich dalers des jaars uit dat halve Reve
too Vyrackeren, Uit der Stadt Zutphen inkomsten des jaars 18 guldens tot 28 st[uivers]
Uit Woestenencks hofsteede too Vorden drie dalers des jaars, und eintlick dat arve
und guedt too Brummen den Dooterick myt den Poll und die Seijlanden too bekennen
mit allen anderen oren olden und nyen toebehoer. Welcke voern[oemde] ons toegedeilde par-
celen, wy vorts op date deses anfangen gebruicken und erflick beholden sullen. Is mede
tot vordel obge[noemde] Johan Ruters und Joffer Wilhelma Ruters consentist [toestemming, JR] dat sodaene legaten
und giften als bij den verstorven broeders und susters iemants van ons off onsen huisfr[ouwen]
gemaket, t eenenmael opgeheeven und vernichtiget sollen zijn, woo dan die selve opgekee-
ven und vernichtiget worden mits deesen. Men sal den kinderen van Kreynck by de voern[oemde]
Joffer Geertruidt van Heel procreirt weegen den Sydtfall ores z[aligen] halven broeders Henrick
Rueters gereeckent und taxirt tot die summe van 465 daler 11 st[uivers] 1 oort, in de kom-
stige liquidatie desselven vaders und moeders guedt behorlick contentiren [tevreden stellen, JR]. Too verstaen
dat wij semptlick den kinderen van Kreynck daar ons van uitinge doen und wedderom
trecken sollen van der selver andehll soo volle als ons van obg[enoemde] Henrick Ruters vaders und
moeders guedt (waartoo Johan Ruter z[aliger] mede erfgenaem geweesen) competiren mach.
Die gerede guederen, Schulden und wedderschulden zinnen ten dehll voer gedeilt, und wes
noch restiren mach, sal men daarvan eenen iederen syn contingent too kommen laaten.
Woo aeck wy malkanderen und die eene den anderen voer ons und onsen erven gelaavet
hebben und gelaaven mits deesen die eenen iederen van ons toegefallene parcelen van guede-
ren too staen wachten und waeren als erfmachgescheidts recht is, allen beswaer, uitge-
sundert tende, tyns und andere kleine recognitien, too vrien und aff too doen. Waer
mede wy voer ons und onsen erven nu und ten ewigen dagen onwedderropelick geschei-
den sollen zin und bliven. Sonder argelist. In orkunde hebben wy Cousin van Heell
und Jacob van Winshem als wittelicke mannen und mombaren onser respective huisfr[ouwen]
voer ons und meden in name der selver elck onsen segell beneden an desen brief gehangen
und soo wy Johan Ruter und Joff[rouw] Wilhelma Ruters al noch gien zegel gebruiken, hebben
wy op spatium gegewonlige eigener handt onderteikent, und gebeeden den Erenfesten
und vrommen Wilhem Veer als onsen gueden vrundt und dachholder voer ons too willen


Samenvatting

Cousin van der Hell, man van Lumme Ruyter, en Jacob van Winshem, man van Lutgert Ruyter, de overblijvende kinderen uit het huwelijk van Henrick Ruyter met Wilhelma Kreynck, alsmede de overblijvende kinderen van het tweede huwelijk met Geertruit van der Hell, Johan Ruyter en Wilhelma Ruyter, ondertekenen een overeenkomst waarin ze de boedel van hun vader verdelen. Deze akte bevat allerlei interessante informatie, en zal besproken worden in een nog te verschijnen artikel.

Betekenis

De betekenis van deze akte zal eveneens besproken worden in een komend artikel.


Jaap Ruiter
5 augustus 2024



    vorige    volgende