De broers Harm en Wolter Ruiter


 
Van Hans Gloerich kreeg ik materiaal betreffende de verveningen van de broers Harm en Wolter Ruiter in de Olde Maten, een gebied ten oosten van Zwartsluis.
Hans heeft gebruik gemaakt van de volgende bronnen in het Historisch Centrum Overijssel in Zwolle:
toegang WS 11, Waterstaatsarchieven, inventarisnummers 250-380.


Harm Jacobs Ruiter is van 1835 t/m 1859 als vervener werkzaam geweest in het gebied dat tegenwoordig als natuurreservaat De Olde Maten bekend staat, in het westen van de gemeente Staphorst, niet ver van Hasselt. In deze periode van 25 jaar heeft hij slechts 2 jaar verstek laten gaan. In die tijd heeft hij 48 'kavels' uitgebaggerd veen laten opmeten voor de retributie (belasting). Dat veen kwam uit 13 verschillende sloten, die werden aangelegd om de slechte afwatering in het gebied te verbeteren. In de 23 jaren dat hij hier actief was, heeft hij in totaal 142.669 m2 veenspecie geproduceerd (gemiddeld 6.203 m2 per seizoen), wat in totaal voor de overheid aan retributie f. 1.097, 26 heeft opgebracht (gemiddeld f. 47,71 per seizoen).
Zijn broer Wolter Jacobs Ruiter werkte 22 jaar elk veenseizoen in de Olde Maten, nl. van 1836 t/m 1857, dus eigenlijk gelijktijdig met Harm. Hij liet 45 kavels opmeten met een totale oppervlakte van 159.542 m2 (gemiddeld 7.252 m2 per seizoen) en een totaal retributiebedrag van f. 1.197 (gemiddelde 54,39 per seizoen). Wolter verveende 14 sloten in hetzelfde gebied.
Harm heeft dus in de Olde Maten gewerkt van zijn 27e tot zijn 51e levensjaar, Wolter van zijn 23e tot zijn 47e levensjaar.
De gebroeders Ruiter werkten met vele andere verveners voor een commissie met een lange naam, nl. voor de 'Commissie tot verbetering der waterleidingen in het district tusschen de Dedemsvaart en het Meppelerdiep'. Deze liet een groot aantal afwateringssloten in de Olde Maten aanleggen door ze te laten vervenen. De retributie die zij de verveners liet betalen (meestal 0,75 cent per vierkante roede [14,2 m2] uitgespreid nat veen) werd gebruikt voor de financiering van andere waterbouwkundige werken in het district.
De sloten zijn aangelegd in een oost-westrichting naar een plan dat de commissie samen met de ingenieurs van de provinciale waterstaat van Overijssel heeft ontworpen. Elke sloot had daarin een uniek nummer dat werd vermeld bij elk kavel nat veen dat in de retributieregisters (kohieren) werd ingeschreven. Daaruit kan worden afgeleid in welke sloten de verveners gewerkt hebben.
In het geval van Harm en Wolter Ruiter kunnen we zien dat ze meestal hebben samengewerkt. De nummers van 'hun' sloten waren als volgt:
- Harm Jacobs Ruiter: 128 - 129 - 130 - 132 - 133 - 137 - 138 - 139 - 139a - Kostverlorenzijlstreng - 157 - 162 - 180;
- Wolter Jacobs Ruiter: 127 - 128 - 129 - 130 - 131 - 132 - 133 - 134 - 138 - 139 - 139a - 141 - 174 - 180.
Bij de vervening van de sloten met de vetgedrukte nummers hebben de gebroeders dus samengewerkt.
Van elke sloot is bekend in welk kadastraal perceel deze is aangelegd. Daaruit kan worden afgeleid dat de de sloten met de nummers 127 t/m 139a gelegen zijn tussen de Muizeval(sloot)en de Kostverlorenzijlstreng, sloot 141 tussen de Kostverlorenzijlstreng en de Veersloot, en de sloten 157 en 180 tussen de Veersloot en de oude scheiding tussen het grondgebied van Rouveen en Staphorst.
Alle sloten liggen dus in het gebied van Rouveen. In Historische Atlas van Overijssel van Robas zijn al deze toponiemen te vinden. Ik denk dat de meeste sloten tegenwoordig nog wel bestaan, maar dat de oorspronkelijke breedte van 5 meter door de geleidelijke verlanding sterk is verminderd.
In het jaar 1841 schreven de gezamenlijke verveners een brief naar genoemde commissie :

Verzoek om kwijtschelding van betaling veenretributie wegens verlorengaan van bijna alle turf door water en wind

Aan de Commissie tot uitvoering van werken in het district tusschen de Dedemsvaart en het Meppelerdiep in de Gemeenten Staphorst en Zwartsluis
Geven zeer eerbiedig te kennen
G. Determan, D. Gloerich, J. Kroeze, H. Schweer, A. Spieker, wonende te Hasselt, W. Slagter, wonende te Zwartsluis, J.G. van de Beld, L. Klaver, J. Pereboom en L. Ringenus, wonende te Wanneperveen, J. en A. Dragt en A. Franken te Vollenhove, J. Holtschreuder, E. de Olde, J. Otter te Ambt Vollenhove, H.J. Ruiter, W.J. Ruiter en J. Wind, wonende te Giethoorn, G. de Kleine en H. Spieker, wonende te Kampen, W.J. Robaard te Meppel, allen verveners rekenplichtig ten kantore Staphorst,
Dat zij in het afgelopen veensaisoen in het zoogenaamde Staphorster Veld onder de Gemeenten Staphorst en Zwartsluis hebben getrokken eene belangrijke quantiteit sponturf waarvan zij uit hoofde van verschrikkelijke regens die aanhoudend gevallen zijn slechts een zeer gering gedeelte hebben kunnen afvoeren, zoodat zij zich in de hoop op eenige redelijke verdienste reeds aanvankelijk te leur gesteld zagen.
Dat dit donkere vooruitzicht nog aanmerkelijk werd verergerd door de ongevallen welke nader plaats vonden toen het reeds tot aan de boorden der sloten geklommen water door de overstroming van de Stouwe het het Meppelerdiep en de wallen van de Dedemsvaart zoodanig eene hoogte bereikte dat een groot gedeelte van hun geveende turf in het water geraakte, de vimmen door de hevige stormwinden en den slag van het water omstorten en de turf wegspoelde, en hunne hoop op eenig voordeel niet alleen geheel werd verijdeld, maar eene schade voor hun is ontstaan waardoor de geringe welvaart die door sommigen hunner genoten is vernield, zijnde behalve de turfdie met den afloop van het water uit sluizenen duikers is gestroomd, die welke overal in sloten en vaarten is geraakt, die welke door behoeftigen is opgevischt of op sommige plaatsen waar wind en stroom die met 100.000 tallen hebben heengevoerd, het veld op vele plaatsen al nog van deze bedorven turf als bezaaid, hetwelk ontegenzeggelijk het bewijs der ramp den rekwestra
nten overkomen meer dan zonneklaar oplevert.
Dat onverminderd de verloren arbeid en kosten van dien de veenhuur en Rijksbelasting waarvoor de supplianten zijn aangeslagen ook nog door hun verschuldigd wordt, de veenretributie aan Uwe Commissie te voldoen, de welke zijlieden geheel buiten magte zijn te kunnen betalen, naardien zij te naauwernood zooveel van hun geveende [turf] hebben kunnen afvoeren en de [onleesbaar] dat hun werkvolk heeft kunnen worden voldaan, en zij de kooplieden die hunne waren op crediet geleverd haddn eeniger mate hebben kunnen tevreden stellen, terwijl dat gedeelte turf wat hun nog is overgebleven op een gering gedeelte na is bedorven en onverkoopbaar is.
Waarom zijlieden vast vertrouwen op UWelEd. bekende deelneming in hun ongelukkig lot en bewust van de grondige waarheid van het daaromtrent geavanceerde erbiedig verzoeken,
Dat het UWelEd. goedgunstig behagen moge aan hen kwijtschelding te verlenen van de veenretributie door hen verschuldigd geworden wegens het graven van turf in het veensaisoen van 1800 een en veertig. 't Welk doende,

w.g.




D. Gloerich G. de Kleine Jan Wind Herm Spieker
J. Kroese J. Peereboom L. Klaver H. Schaar[?]
G. Determan Derk Laan A. Franken
Jan Dragt N.J. Klaver Jan Hulschröder
Egbert de Olde W.J. Roobaard Herm Jacobs Ruiter W. Slagter J.G. van den Beld
Wolter Jacobs Ruiter L. Ringenus Jan Otter Anton Spieker




Opmerkingen? Foutje gevonden?   Opmerkingen?
Meld het via het reactieformulier!