Muggenbeet
Muggenbeet is een oude Friese vestiging aan de Muggenbeek. Volgens de Friese geschiedschrijver Schotanus behoorde het land van Vollenhove tot één van de zeven zeelanden en wel het vierde zeeland. Muggenbeet is van oudsher een waterstreekdorp, al zou je dat nu niet meer zeggen. Evenals in Giethoorn. Dwarsgracht en Kalenberg om maar enkele waterdorpen te noemen ging ook hier alles per boot. Tot 1952 was er geen wegverbinding met Blokzijl en Steenwijk. Vanuit Steenwijk kon je met de fiets tot aan het pontveer van Eind van Diep, het punt waar het Steenwijkerdiep de Wetering kruist, komen. Van hieruit kon je door de landerijen van Muggenbeet richting Blokzijl. Onderweg kwam je dan diverse klaphekjes en een tiental bruggetjes tegen.
Kaartje Muggenbeet circa 1855 met toen nog een intensieve bebouwing. Links midden het in 1550 gegraven Moddergat. Verder zie je op het kaartje een zestal Tjaskers en een enkele veenhut. Opvallend zijn de korte huiskavels, verder was er nog bewoning aan de Riete.
Muggenbeet is een waterstreekdorp en ligt ingeklemd tussen Wetering, de Provinciale weg Steenwijk-Blokzijl, Roomsloot, Noorderdiep en Giethoornse meer. Het dorp speelde jaren een sleutelrol in de turfvaart. Destijds werd hier het zgn. 'mandegeld' geheven. Dit was een soort tol dat werd geheven op volle schepen met turf. De turf kwam uit het achterland van Muggenbeet (Scheerwolde, Ruxveen. Wetering) en werd naar de sluizen van Zwartsluis en Blokzijl gevaren.
De Muggenbeet (beet = beek) is een onderdeel van de Aa Delta en men kan gevoeglijk aannemen dat hier al in 2000 voor Chr. mensen woonden die zich bezig hielden met jacht en visserij. Het woonniveau lag toen circa 5,75 meter beneden N.A.P., rond het jaar nul was dat 0 tot 2.00 meter boven N.A.P. (dankzij een vele meters dikke veenlaag).
In 15e en 16e eeuw hadden belangrijke Steenwijkers en Steenwijkerwoldigers hier hun landerijen. Zoals calvinist Zigher ter Steghe (ca. 1500), Mennoniet Jan Reynders met Griete (die hij vrij kocht - in 1621 - van de Sint Maartenshorigheid) en z'n broers Coop en Thijman. Jan had negen dagmaten land in Muggenbeet gekocht van Gerhart Staeckebrant. Dat die mensen daar woonden had te maken met de sleutelrol die het gehucht toen al vervulde.
Al in 1400 kaas uit Muggenbeet
Al in 1400 wist Machteld van de Eese dat de rode boter uit Muggenbeet overheerlijk was. Toentertijd noemde men boter wel goudgeel of rood. En in 1530 betaalde het buurtschap z'n rogge en haverpachten nog altijd aan Vrieslandt. En naast deze gewassen werden er nog boekweit, wikke en spurrie verbouwd. Slicher van Bath geeft nog de volgende landnamen: Essinge oerth (1456), Heer Ludolphesmaat 1443 en de Tingenmaat (1467).
Situatie rond Muggenbeet rond 1200:
1. Kolonisatie Gietersen (Friezen uit Zuiderzeegebied)
2. Kolonisatie Scheerwoldenaren (idem)
3. Kolonisatie Muggenbeters (idem)
4. Giethoornse Meer, wandelend meer, 123 hectare
5. De Ooster Riete, oude stroomgeul Kuinder?
6. Scherwolde Wetering in 1573 beter bevaarbaar gemaakt
7. Steenwijker Aa, kilometers lange grensrivier
8. Muggenbeke 1371
9. Moddergat, in circa 1550 gegraven
10. Noorderdiep, oude stroomgeul, stormvloed 1170?
11. De Valse Trog, idem
12. Steenwijker Diep / Nieuwe Diep, 1626/32 gegraven
13. Eilandje `De Voornpolle'
14. Duiniger Meer
15. Vestiging turfmakers en dienstverleners aan de waterwegen vanaf circa 1550
16. Wester Riete, oude stroomgeul. Rijte, Ried of Riete is Fries voor water.
Muggenbeet al erg oud
Muggenbeet was evenals nu ook rond 1200 niet een dichtbevolkt gehucht. Aan de terpen kan men zien dat er tijdens de dijkenbouw rond 1000 al een achttal van deze heuvels waren met daarop waarschijnlijk een even groot aantal wat grotere boerderijtjes. Muggenbeet is de oudste landbouwkolonie en evenals Scheerwolde (1270 Kikkerij) en Giethoorn ( 1150) een kleine Friese kolonie, allemaal aan een aparte kant van het vaarwater de Steenwijker Aa of Beeke. Deze Friezen waren afkomstig uit het uitgestrekte veengebied tussen Enkhuizen en Stavoren, dat in deze periode door zware stormen, een stijgende zeespiegel en inklinkende bodem helemaal werd opgeruimd, waardoor de Zuiderzee ontstond.
Naar het Noorden toe hadden de Muggenbeters maar weinig grond, maar aan de andere kant van Muggenbeet des te meer. Langs de lijn 't meertje - Giethoornse meer - lag een brede strook woeste grond (nu petgaten) en daarachter aan de Valsche Trog de betere kleigronden. Het vierkant tussen Zuid Gracht/De Wetering/Muggenbeet en Roomsloot is lange tijd onverveend gebleven.
Toen de vervening en kanalisering dan ook goed op gang kwam werd Muggenbeet tijdelijk een dichtbewoonde streek. Deze tijdelijke bewoners kwamen merendeels uit Scheerwolde dat zich uitstrekte van de Scholtensloot (bij Woldlakeweg) tot aan de Roomsloot. Het land van Scheerwolde werd op den duur te drassig en de bevolking ging wat hoger wonen, o.a in Muggenbeet. Ook het toen bestaande kerspel van Scheerwolde werd opgeheven. Kerkelijk werd het gebied ingedeeld bij Steenwijkerwold, dat ook in het bezit kwam van de kerkelijke eigendommen. Kerkelijk kwam men dus alleen te staan en er werd aansluiting gezocht bij Blokzijl. Zo omstreeks 1600 zijn ook de armvoogdijen ontstaan van Muggenbeet en Scheerwolde.
De vervening rond Muggenbeet begon zo rond 1650. Zo woonden er in 1675 volgens de archieven 45 mensen. Dit getal is echter niet betrouwbaar omdat arme mensen niet werden geteld. In sommige gebieden was 30 tot 60 % van de bevolking arm. Ook in 1725 een onbetrouwbaar cijfer van 60. In 1748, 1764 en 1797 waren dat respectievelijk 171, 185 en 197 mensen. En de neergang in 1889 nog 104, 1920 nog 53 en 2004 nog 32 inwoners. De watersnoodramp van 1825 heeft Muggenbeet vrijwel geheel verwoest.
Dat het dorp indertijd zo dichtbevolkt was, lag aan de vele waterlopen die er in die tijd gegraven zijn. De Muggenbeter bevolking hielp hier hard aan mee en verdiende hiermee z'n vrije doorvaart door de tol aan Eind van Diep. Gingen aanvankelijk de schepen vanaf Muggenbeet via Baarlo (zijl) via de Roomsloot naar de Zuiderzee, later werd dat Blokzijl. Muggenbeet lag in alle gevallen, ook in later tijden, in het centrum van het waterverkeer. Deze 'waterbedrijvigheid' bracht voor Muggenbeet ook een zekere welvaart met zich mee. Het dorp aan de eeuwenoude vaarweg van Steenwijk naar Baarlo. Duizenden jaren daarvoor maakte het Giethoornse meer zelfs nog deel uit van de Almare (later Zuiderzee). Eeuwenlang zocht het water z'n weg naar de kust door deze tak van de Steenwijker Aa die plaatselijk Beeke, Möckenbeke of Muggenbeek werd genoemd. Later werd onder bewind van de Spaanse stadhouder Jan de Ligni en op initiatief van de Graaf van Aremberg een vaart gegraven die Muggenbeet met het Noorderdiep verbond.
Deze 800 meter lange vaarverbinding werd 'Het Moddergat' genoemd en verbond de Steenwijker Aa in 1550 met Blokzijl. Deze verbinding was aanzienlijk korter dan die van het 'Opgeschoren Gat' en Room- of Romsloot. Daarna kwam alles in een stroomversnelling want er werden steeds meer vaarten, sloten en grachten gegraven. Zo kwam in 1632 het Steenwijkerdiep gereed en in 1650 werd de vaarverbinding met Friesland verbreed, de Wetering dus. De smalle Wetering was in 1550 gegraven. Al die graverij bracht steeds meer mensen die zich aan het vaarwater vestigden. Daarvoor was het in de 13e eeuw gegraven water niet breder dan een goeie sloot. Een tijd lang was Muggenbeet dus een druk buurtschap, maar al in de 18e eeuw begonnen de verveenders en turfmakers al weer verder te trekken naar ZuidWest Friesland, zoals Hendrik Doeven (1811), Joost Prinsen (1805), Beernt Ram (1780), Been Hendriks Ram ( 1780), Dirk Wiegers (1808), Jan Wiegers Ruiter, Joost Wiegers Ruiter (1805),
Alte Roelofs Schipper (1832), Evert Jans Vaartjes, Jan Jans Vaartjes, Wieger Jans Vaartjes. Dat waren er enkelen van de vele mensen die vertrokken.
De veepest in Muggenbeet
Volgens overlevering moet de veepest de oorzaak zijn geweest dat Muggenbeter veeboeren zich in de vervening stortten en daarmee hun eigen landerijen op gingen souperen. De veepest is een virusziekte die grote sterfte veroorzaakt bij hoornvee. Anno 2004 komt deze ziekte nog voor in Azië en Afrika. Ook in Nederland bracht deze ziekte grote veranderingen teweeg. Zo werden destijds grote veeboeren in Noord-Groningen ook gedwongen grote akkerbouwers wat hun later geen windeieren zou leggen.
De veepestperiodes kwamen in ons land in de 18e eeuw voor. Van 1714-1721; 1744-1755 en van 1768-1773, waarvan de laatste, vooral 1769 de meest heftige geweest moet zijn. Vooral ook omdat zich rond deze tijd ook stormrampen afspeelden (1775/76), zal het voor deze streek een moeilijke tijd geweest zijn. Beiden brachten immers dood en verderf en ziektebestrijding kende men nauwelijks. Anno 2003 zijn wij dat ook in Nederland nog steeds niet goed de baas, maar in die tijd liet men de koeien soms tijden boven de grond liggen te ontbinden. De `besmettelijke grasserende ziekte' zoals men het toen noemde. De ziekte werd in 1745 als `Gods slaande hand' gezien.
De naam Muggenbeet
De naam Muggenbeet werd vroeger op veel manieren geschreven. Daarbij is de naam van het dorp en de naam van de vaarweg wel eens met elkaar verwisseld. Allemaal mooie namen voor een prachtig streekdorpje gelegen aan het riviertje `De Beke'. Deze beek was een deel van de Steenwijker Aa. Enkele namen: Mugghenbete (1313), Muggenbeke (1371); Muchenbeet; Beeke (1371); Muggenbethe (1313); Mücken-Beecke; Muggen-beek; Muggebete (1607); Muggenbeet (1741) en Muggenbeet (1700).
Muggenbeet is een duidelijk kleine Friese kolonie. Evenals dat in Friesland en Groningen voorkomt (toen allemaal Fries) worden bete, beet en beke door elkaar gebruikt. Bete = beet, komt dus uit het Fries en is erg oud. Mug zal wel van een doodgewone steekmug (of turk, knut of neefie) kunnen zijn, maar Mock, Mücke zou ook een kleine meeuw kunnen zijn.
Foutje gevonden? Opmerkingen? Meld het via het reactieformulier! |
vorige | volgende |
Dit hoofdstuk is vrijwel integraal met toestemming van de schrijver overgenomen uit :
Langs de Diek door Lute Bouwer (2005, Meppel)