Het 'Ruiters Hofie' in de Nieuwstad


 
In het voorgaande deel (zie Henrick Ruthers armehuyse) zagen we hoe de St. Anthony Groote Broederschap de 19 huisjes in het hofje voor 140 gulden kocht uit de failliete boedel van Herman Schomaker.
Spoedig bleek dat herstel van de vervallen huisjes ondoenlijk was, en in 1787 werd begonnen met de nieuwbouw van opnieuw 19 huisjes bestemd voor de armen.

Met speciale dank aan:
  • De St. Anthony Groote Broederschap
  • Fotograaf Paul Ploegsma
Je kunt op de foto's klikken voor een groter formaat.


Al spoedig na aankoop van de huisjes hadden de heren van het bestuur, vergezeld door architect Wittenberg, de huisjes “in ogenschijn genomen, en dezelve zeer desolaat bevonden”. Het was meteen duidelijk:  ze verkeerden in dermate slechte staat dat restauratie geen zin meer had. In 1787 werd dan ook besloten om het complex in zijn geheel af te breken en opnieuw op te bouwen. Architect Wittenberg maakte een ontwerp voor een nieuw hofje met opnieuw 19 huisjes. In zijn uitvoerige bestek lezen we hoe een en ander gebouwd moest worden, maar jammergenoeg is de bijbehorende tekening niet bewaard gebleven.
      De bouw werd aanbesteed voor ƒ 9160, en uitgevoerd in twee gedeelten, zodat reeds in 1788 enige huisjes betrokken konden worden, de rest volgde in 1789, toen tevens een reglement op de bewoning werd gemaakt. Alleen protestanten van ten minste 50 jaar oud die acht of meer jaren te Zutphen woonachtig waren, kwamen in aanmerking. Bij intrede waren ze een bedrag ineens verschuldigd, dat afhing van het aantal personen (echtpaar of niet) en de plaats van het huisje in het complex.

Onderstaande tekening is enige jaren later gemaakt maar laat mooi zien hoe het hofje er uiteindelijk uitzag. Ik heb de tekening zo gedraaid dat de bovenkant min of meer naar het noorden wijst.

Tekening Ruitershof rond 1795?
Men kwam binnen door een zeer eenvoudige poort met aan beide kanten twee woningen met een bovenverdieping. Dan stonden daar aan een bleekveld 15 huisjes, acht aan je rechterhand en zeven aan je linker; elk met één vertrek van 2 meter breed en 4 meter diep, benevens een kelder (onder de bedstede achter in het vertrek) en een zolder.

Wat betreft de tekening.
Bovenaan loopt de Bagijnestraat, links het Gasthuisstraatje, onderaan de Molenstraat.
Rechts zien we het “aangekocht pakhuis van Roosegaarde”.
De rood getekende huisjes aan de onderkant zijn hoogstwaarschijnlijk de armenhuisjes van de Nieuwstadskerk; die zijn klaarblijkelijk enige tijd na oplevering van het Ruitershofje er bij ‘aangeplakt’.



Het Ruitershofje op de kadasterkaart van 1832
Ook op de kadasterkaart van 1832 herkennen we het hofje meteen. Ik heb de afzonderlijke huisjes rood omlijnd en de poort lichtrood  gekleurd. Bedenk wel: in 1832 stond het complex er al 40 jaar.


Tegenwoordige toestand.
Even een sprong naar het heden. Tegenwoordig staat op deze plek - de hoek van Gasthuisstraat en Lokenstraat - een nietszeggend magazijn, en de afmetingen daarvan verschillen niet veel van het Ruitershofje. Dat is niet zo vreemd, want perceelgrenzen zijn door de eeuwen heen in het algemeen min of meer gelijk gebleven. Rechts loopt de Lokenstraat.

Terug naar 1787  
Het was de bedoeling dat de eerste gedenksteen uit 1571 achter in het hofje geplaatst zou worden, maar of dit ooit gebeurd is? Deze steen is in ieder geval nooit terug gezien.
Uit het bestek [tussen blokhaken mijn verduidelijkingen]:

Bestek en conditien waar na Heeren olderleiden en Gildemeesters van het Anthony Grooten Broederschap binnen Zutphen van voornemens zijn aan de minst aannemende te besteeden, het afbreeken en weer opbouwen van de huisjes zoo in de Bagijne Steeg als in de zogenaamde Ruiters Gang bij ’t Gasthuis.  – aan de Rechterhand er maar agt gemaakt zullen worden [er was in eerste instantie sprake van negen, dan zou het huisje in de Bakkerstraat verkocht worden] en in een Egale breete. Komende in het voor Frond vier huisjes en een doorgang in het midden, Agt huisjes aan de Regter en zeven dito aan de Linkerzijde, met een open Plaats tussen deselve.
De huisjes aan de linkerzijde zullen in de zijmuur van de stal van mevrouwe de weduwe de Gorter worden geinclaveerd [ingesloten], en daar ingebalkt en geankert worden, zoo dat langs deese zij geen muur zal worden gemezald als ten ende van de stal, alwaar de scheidmuur tussen dit erf, en dat van mevrouw de weduwe de Gorter ongeveer 18 a 20 voet lang en 9 voeten hoog is met 1 ½ steen tot onder de goot van dat dak zal opgetrokken worden. [Dus aan het eind van de stal zal in het verlengde daarvan een muur gebouwd worden van ca 6 meter lengte en 2 meter 70 hoog].

Bestaande muren zullen tot op het fundament worden afgebroken; de muur langs de Bagijnesteeg vertoonde tot dan een knik, maar zal in rechte lijn worden herbouwd.

In ieder huisje komt “tegen de agtermuur een bedstede en een kast daarnaast, welke grond ter grooten of weiten [wijdte] van deselve ten minsten een voet lager dan de buiten grond of straad geheel zal uitgegraven en tot kelderties gemaakt zullen worden.
De huisjes “aan het voor frond” en die aan de linkerzijde zullen het eerst gebouwd worden, daarna de acht huisjes aan de rechterzijde. Maar allereerst moet worden afgebroken “de ringmuur die tans de plaats afsluit, twee huisjes in ’t frond en een woning in de Bagijne Steeg en dito op de gang”. De beste pannen van deze huisjes zullen worden gebruikt om de achterzijde van de daken van de linkerhuisjes te dekken (die liggen uit het zicht), de binnenkant zal bedekt worden met rode Woersche pannen.
De binnenmuren worden bepleisterd met “gesifte schulpkalk”.
Waar mogelijk mag de aannemer gebruik maken van de oude stenen bij muren en fundament. Bij het afbreken van de oude huisjes zijn die materialen sowieso ten profijte van de aannemer.
      Op de binnenplaats zal de aannemer een put graven en opmetselen met een loden pomp bovenop, en er volgen enkele pagina’s met instructies hoe de pomp gebouwd moet worden. Ook moet de aannemer een “secreetput” graven op de binnenplaats en een “kast” metselen. Het is een dubbel secreet, eveneens bedekt met pannen.
Daarna zal in de doorgang en rond de binnenplaats een pad van gele klinkers gelegd worden van 3½ voeten (1 meter) breed. Dan “kan een bekwame vakman” het terrein egaliseren (“op een egalen hoogte geplaneert”) en met “goede kleijzooden van 2½ duim (6 cm) dik en 10 duim vierkant (25 cm) vlak en zuiver dekken".
      De huisjes aan de plaats krijgen een raam, aan de binnenkant voorzien van blinden. Ernaast komt een deur van 1 duim dik (2½ cm). Boven elke deur zal in het dak een venster gemaakt worden; in het dak op het voorfront zal de aannemer twee dakvensters maken.
Zodra de huisjes onder dak zijn zal de aannemer met het binnenwerk beginnen: schoorstenen, bedstedes, trappen en kasten. De trappen worden bekleed, zodat onder de trap kasten gemaakt kunnen worden.
Boven de bedstede en kast worden “zolderties” gemaakt met een bijbehorend “deurtie”. Dit zullen opbergkastjes zijn geweest.
Onder de bedstede en de kast is de vloer zo’n 90 cm lager. Dat zal dienen tot “keldertie”. Voor iedere ingang moet een “trappie” van 3 à 4 treden gemaakt worden.
Op de zolders zal als afscheiding tussen de huisjes een wand getimmerd worden, die met leem wordt  “volgegooid” en met kalk bestreken.

De voorkant van het gebouw wordt 54 a 55 voeten breed (ca. 16 meter), en de zijkanten 99 a 100 voeten (ca. 30 meter). De aannemer zal voor de dakbedekking gebruik maken van “besten blauwen Uitrectsen of Woersen pannen”.

En tenslotte: de deuren en vensters van buiten worden olijfgroen opgeschilderd, overig houtwerk wit.

Tot zover de informatie uit het bestek waardoor we toch een goed beeld hebben van het Ruitershofje. Ook al ging de bouw voorspoedig, er kwamen toch nog problemen. Tijdens de bouw was de aannemer overleden en had zijn weduwe het bedrijf en opdracht voortgezet. Het hele complex werd in november 1789 opgeleverd onder de aantekening:

Oplevering november 1789

9 November 1789
Verklaard dat het werk opgeleverd is, met aanmerking van het gebeurde wegens het graven van de put en eenige verzakking.


Verderop lezen we de toedracht van deze verzakking:

Egter met die uitzondering dat in de opbouw het maaken van de water en secreet Putten voor de aanleg van de twede vleugel in 1788 moest gedaan worden, gemelte Putten eerst onderhanden zijn genomen, nadat de 2e vleugen genoegzaam opgebouwd was, dat bij het graven van de laasten Put, de componjons Aannamer tegen de desteids gegeven cader en inhout van het bestek Art. 12 en 13 dezelve niet nabehoren met Schoeij Planken heeft willen voorzien, en daar door veroorzaakt is geworden eenege verzakkinge in de voor en binne muren van de 2e agterste huissies in beide tegen over elkander staande vleugels, welke verzakkinge dan door het losgraven der fondamente zo goed mogelijk was zijn geremedieerd, dog dat eenege teid hier na wederom eenege opening en verzetting in gemelte muurwerk heeft vertoond, dat vervolgens van boven is toegevoegt en zedert die teid zig weinig oft geen verzetting bespeurd word waar uit de ondergetekende besluit dat de meer gemelte versetting in rust is, zo heb ik op verzoek van gemelte weduwe deze verklaaring afgegeven
Zutphen den 9. November 1789


De schade was aanzienlijk maar werd voor rekening van de weduwe hersteld.

Tot slot twee afbeeldingen van het oude Ruitershofje. Deze waterverftekeningen zijn gemaakt door G.L Förch in 1897. Beide afbeeldingen werden mij toegezonden door het bestuur van de St. Anthony Groote Broederschap. Ze hangen ingelijst in de tegenwoordige bestuurskamer, en op mijn verzoek zijn ze gefotografeerd. Hartelijk dank voor deze inspanningen!

                        
Links zien we een sfeervolle tekening van de binnenplaats, kijkrichting zuidelijk. Op de achtergrond steekt de dakruiter (hoe toepasselijk in dit verband!) van de Broederenkerk boven de daken uit. We moeten ons realiseren dat we hier de situatie zien zoals die 100 jaar na de bouw van het complex is geweest. Kennelijk zijn de dakramen boven de deuren verdwenen en is de pomp intussen voorzien van een lantaarn. Achteraan zien we nog altijd de twee secreten..
      Rechts zien we het front aan de Gasthuisstraat, met de poort. Ook deze aanblik verschilt nogal met de oorspronkelijke bouw. Het symmetrische poortgebouw lijkt aan de linkerkant een kwart te zijn ingekort, waarna de dakkapel naar het nieuwe midden van de voorgevel is verplaatst. De dakramen zijn alle verdwenen. Maar de tekening bevat een leuk detail: de gevelsteen die tegenwoordig nog altijd op het nieuwe Ruitershofje prijkt, herkennen we boven de ingangspoort.


Foto: Paul Ploegsma
Deze plaquette is meeverhuisd naar de nieuwe locatie aan de Berkelsingel, maar stamt dus uit 1789. De tekst luidt:
RUITERS HOFIE
GESTICHT
M D LXXI = 1571
VERNIEUWD
DOOR
ANTHONY GROOTE BROEDERSCHAP
M D CC LXXXVII = 1787

Onder het ‘kroontje’ is het wapen van de familie Ruyter afgebeeld. Tenminste, dat was de bedoeling. Maar in latere tijden was het meerdere schrijvers opgevallen dat het afgebeelde wapen helemaal niet dat van de familie Ruyter is. En zeker niet in de kleuren rode balken op gele achtergrond (heraldisch gesproken: twee rode fazen in goud) waarin het wapen op de gevelsteen oorspronkelijk geschilderd was. De familie waar dit wapen naar refereert is een andere familie Ruyter die zich ophield in de Over-Betuwe. Zij voerde als wapen twee zilveren balken op een zwarte ondergrond en heeft nimmer enige bemoeienissen gehad met Zutphen of haar inwoners. Men heeft in ieder geval op een gegeven moment de juiste kleuren van dit wapen aangebracht.

Gelukkig heeft men bij het vervaardigen van het glas-in-loodraam in de Burgerzaal in het begin van de 20e eeuw wél het juiste wapen genomen maar toch nog weer een foutje gemaakt. Op onderstaande afbeelding heb ik de staart van het Saksische Ros - zoals het hoort - opgeheven ingetekend, en niet - zoals in de burgerzaal - neerhangend.
En zo zou dít wapen eigenlijk op de gevel van het Ruitershofje moeten prijken:

Het correcte wapen van de familie Ruyter



Bronnen

  • Regionaal Archief Zutphen, Inventaris van het archief van de Sint Anthony Groote Broederschap in de Sint Walburgiskerk (1451-1934), nummer toegang 0084, inventarisnummer 1
  • Als boven, inventarisnummer 2
  • Regionaal Archief Zutphen, Inventaris van de collectie Johannes Gimberg (1850-1930), nummer toegang 0142
  • Het Ruitershofje te Zutphen (uit het Gemeenteverslag over 1911), J. GIMBERG
  • De St.Anthoniusgilden van Zutphen (uit Gelre 1940 XLIII), J.A. JOLLES
  • Sint Antony Groote Broederschap Zutphen, 1451 – 1976, R. WARTENA
  • De Sint Anthony Broederschappen in Zutphen, Jaap RIEMENS
  • Archief Ruitersporen



Jaap Ruiter
6 juli 2024








Opmerkingen? Foutje gevonden?   Opmerkingen?
Meld het via het reactieformulier!