Op bezoek bij Rein Wiegers Ruiter


 
Een persoonlijk verslag van mijn zoektocht in Tjalleberd naar de huizen van Rein Wiegers Ruiter, mijn over-over-overgrootvader.

In 2012 kreeg dit verslag een onverwacht vervolg. Zie onderaan de pagina.


Daar fiets ik dan over de eeuwenoude weg door de voormalige grietenij Aengwirden met het wat vreemde gevoel dat ik 175 jaar te laat ben voor mijn afspraak. Ik ben op weg naar Tjalleberd, eertijds het grootste dorp langs deze weg. Links en rechts van de weg liggen de laaggelegen polders - het eindresultaat van vele eeuwen turfwinning waarbij eerst enorme watervlaktes waren ontstaan die later weer zijn drooggemalen.

        Hoe anders zag het hier 175 jaar geleden uit! De weg waarover ik nu fiets was in eerste instantie een dijk. Die was al in de Middeleeuwen aangelegd om het wat hoger gelegen land rechts van mij te beschermen tegen het water. 's Winters stond namelijk alles ten noorden van de dijk onder water als de Boorn buiten haar oevers trad. De huizen stonden voornamelijk aan de zuidkant van de weg, nou ja, huizen... In gedachten zie ik de turfmakershuisjes en de arbeidershutjes staan - half tegen de dijk aangebouwd en verscholen onder de bomen. Maar behalve de bosjes langs de weg is het landschap volkomen leeg. Aan beide kanten van de weg liggen uitgestrekte watervlakten afgewisseld door stroken land die nog verveend moeten worden. Hier en daar steken wat turfbulten boven het gras uit en verderop moeten de hoopsteden hebben gestaan - grote stapels met turven die klaar liggen om opgehaald te worden door de turfschippers. Bomen groeien daar niet, daarvoor is het veel te nat.
        Nu in mei zou ik overal groepjes baggerlui aan het werk zien. Groepjes van twee man, waarbij de ene de opgebaggerde veenkluiten in een bak deponeert, en de ander in de bak de kluiten fijnstampt, en de veenbrei vervolgens over het land schept. Heel zwaar werk. Die arbeiders kwamen van heine en verre om hier gedurende een week of zes, zeven zoveel veen te spreiden, dat de turfmaker tot in oktober bezig was met het snijden en drogen van de turven. Het was niet gemakkelijk volk; ze sliepen met een mannetje of veertien in zogenaamde trekkerstenten - bouwsels van hout en riet die overal in het landschap waren neergezet. In de winter deden die 'tenten' dienst als schaapskooi of varkenshok en het wemelde er van het ongedierte.

De drie huizen van Rein Wiegers Ruiter         Mijn over-over-overgrootvader Rein Wiegers Ruiter was veenbaas en ik ben met behulp van het kadaster van 1832 drie van zijn huizen op het spoor gekomen. Het is trouwens niet vreemd dat Rein meer dan één huis had. Het was gebruikelijk dat de turfmakers die in dienst waren bij een veenbaas, ook in een huis van de veenbaas woonden. Op de huidige kaart heb ik geprobeerd de plaats van de drie huizen terug te vinden en tot mijn verrassing blijken twee huizen die pal aan de weg liggen, nog altijd te bestaan. Er staan in ieder geval nog steeds huizen op dezelfde plek. Het derde huis, het grootste van de drie en daarmee waarschijnlijk het woonhuis van Rein, ligt wat van de weg af, in een boomgaard. Daarvan vind ik op de huidige kaart geen enkel spoor.
        Ik ben nieuwsgierig naar wat er nu nog van die huizen terug te vinden is. Wat verwacht ik eigenlijk aan te treffen? Hondervijfenzeventig jaar is een lange tijd en als ik nu om me heen kijk zie ik alleen keurige opgeknapte woningen en boerderijen. Het is allemaal van vrij recente datum en bepaald niet het soort turfmakershuisjes dat er in 1832 in grote getale heeft gestaan. Er is maar heel weinig dat nog herinnert aan die tijd. Maar toch, bij het vergelijken van de huidige kaart met die van 1832 valt het me op dat heel veel panden terug te vinden zijn en dat de vorm en plaats van heel veel kavels herkenbaar is.

        In mijn fietstas heb ik afdrukken van de huidige kaart en die van 1832 gestopt, maar als ik over het bruggetje van de 'Albert Mol's Menninge' kom, herken ik de situatie meteen. Hier moet het zijn!
Er staan inderdaad huizen op de plaats waar ooit de twee huizen van Rein hebben gestaan. Het linker huis is een vrij groot, nieuw huis zonder ook maar één oorspronkelijk element. Maar het rechterhuis! Dit is onmiskenbaar een turfmakershuisje! Ik kan zien dat er een boerenschuur achter is gebouwd, ook al heel oud.




...Er staan inderdaad huizen op de plaats waar ooit de twee huizen van Rein hebben gestaan...

Een vreemde opwinding maakt zich van mij meester. Ineens lijken al die tussenliggende eeuwen er niet meer toe te doen.
Maar wat resteert er van het derde huis? Ik loop naar links en kan dan langs het nieuwe huis kijken naar het land erachter. Inderdaad, daar is niets meer dan weiland. Om toch foto's daarvan te kunnen maken zou ik van achter het huis moeten fotograferen, en ik besluit aan te bellen. Een jongeman doet open en ik laat hem de kaart van 1832 zien en vertel hem van mijn 'missie' . Hij is zeer geïnteresseerd en loopt met mij verder zijn erf op tot aan het hek, van waar ik een paar foto's maak.
'U zou eigenlijk even bij mijn buurman moeten kijken', zegt de jongeman. 'Die woont hier al veel langer en weet meer van deze huizen. Hij is thuis, want ik zag hem achter zijn huis bezig'.
Samen lopen we naar de voorgevel van het oude huis, en ik zie dat de stenen van veel latere datum zijn. Deze gevel is zeker niet van 1832.

        Ik loop alleen naar de voordeur en laat de deurklopper een paar keer op de deur vallen. Er gebeurt niets. Nog een keer. Opnieuw niets. Ik bedenk me dat de bewoner waarschijnlijk lekker achter huis in het zonnetje zit, en geen zin heeft om gestoord te worden. Dat kan ik me goed voorstellen en ik loop terug naar mijn fiets. Als ik halverwege ben hoor ik wat achter me ritselen en ik zie de bewoner langs de zijkant van het huis komen, in werkkleding.
Ik draai me weer om en loop op hem toe. 'Goeiedag! Prate Jo Frysk?' begin ik, want ik mag graag Fries praten als de gelegenheid zich voordoet. 'Nou ik heb niet zoveel zin om te praten' antwoordt de man een beetje nors, in het Fries. 'Ik ben hier op zoek naar het huis van mijn voorvader, Rein Ruiter' probeer ik nog maar eens. 'Ruiter?, kom verder!'. Hij gaat me voor en samen lopen we langs de schuur naar de achterkant van het huis. 'Ja, ik zie er niet zo netjes uit, maar ik ben druk aan het werk met het uitbaggeren van de vijver. Wacht, ik zal een stoel voor je halen'.

In het zonnetje bij Sybolt Woudenberg         Even later zit ik heerlijk in het zonnetje te praten met Sybolt Woudenberg, die bijzonder geïnteresseerd is in alles wat ik weet te vertellen. Hij weet te melden dat het huis tot ongeveer 1970 bewoond werd door twee broers, Jan en Jabik Ruiter en vraagt of dat familie is. Ik kan het hem niet zeggen. Ik vertel hem dat van onze stamvader Jan Jans Ruijter meer dan 2100 nakomelingen bekend zijn en dat de namen Jan en Jacob bijzonder vaak voorkomen. Sybolt verdwijnt even in huis en komt terug met een paar schaatsen van de beroemde schaatsenfabriek G.S. Ruiter uit Akkrum. 'Ja, dat is Geert Stevens Ruiter. Voor zover bekend is dat een andere familie Ruiter, afkomstig uit Giethoorn. Onze familie komt van Blokzijl, ken je dat?'. 'Jazeker, daar kom ik vaak op mijn fiets.' 'Eigenlijk komt de familie van Muggenbeet en Wetering, ken je die plaatsen?'. Het is bekend terrein voor Sybolt : 'daar kom ik heel vaak op mijn racefiets langs!'.
Opnieuw verdwijnt Sybolt even in zijn huis om dan terug te komen met een pijpekop. De pijpekop heeft hij achter zijn huis gevonden, opgewoeld door een mol (was die pijp van jou, Rein?).
        Sybolt haalt wat te drinken en ik kijk peinzend uit over het stuk land waar ooit het derde huis van Rein heeft gestaan. Het valt me op dat het land niet mooi egaal vlak is, maar vele bobbels en kuilen vertoont. Ik denk dat als je er gaat graven, er van alles boven komt. Maar ik hoef niet te graven. De gedachte dat het er misschien nog zit geeft me een geruststellend gevoel. Als het er nog zit, zit het daar goed. Er grazen nu twee prachtige paarden en het uitzicht is  fantastisch.





...en het uitzicht is fantastisch...

        Volgens Sybolt stamt de voorgevel van zijn huis uit 1887. Hij vertelt me dat het voorhuis enorm is verzakt omdat de grondwaterstand zo veel lager is dan vroeger. De fundering van dit soort huisjes stelde dan ook niet veel voor. Er werd een sleuf gegraven, met daarin een laag van drie of vier turven hoog met daarop een plank. Daarop werd dan de muur gemetseld. Ik vertel hem dat de gevel dan misschien niet meer origineel is, het wel de typische kenmerken heeft van een turfmakershuisje. Het zou heel goed kunnen dat de gevel volgens het oorspronkelijke plan opnieuw opgemetseld is.

De baggerbeugel         Na anderhalf uur stap ik weer eens op. We spreken af dat we contact houden en Sybolt geeft me nog de naam van een vorige bewoner, die wellicht meer weet van Jan en Jabik. Ik beloof hem uit te zoeken hoe het zit met die Jan en Jabik Ruiter.
Als ik opsta zeg ik dat ik hoop dat ik hem niet te zeer gestoord heb bij zijn klus, het leeghalen van de vijver. 'Weet je wel, waarmee ik de vijver leeg haal?'. Uit de vijver zie ik een lange stok steken en ik weet het meteen : een baggerbeugel!
Triomfantelijk trekt Sybolt inderdaad de baggerbeugel uit de vijver. 'Ik probeerde het eerst met een hark, maar de bagger liep natuurlijk tussen de tanden door. Met deze beugel gaat het heel goed!'. Ik sta sprakeloos. Ik ben op zoek naar iets herkenbaars uit het verleden en dan tref ik de huidige bewoner van mijn voorvaders huis druk bezig met een baggerbeugel - hét symbool van de natte vervening waarmee onze familie zo intens is verbonden!





Op mijn verzoek wil Sybolt wel even met de baggerbeugel op de foto.

        Bij het weggaan verontschuldigt Sybolt zich nog : 'ik was wel wat nors hè, toen ik zei, dat ik niet zin had om te praten. Sorry hoor, maar ik wou graag de vijver klaar hebben'. Ik antwoord hem dat ik hem dat niet kwalijk neem. (Leer mij de Friezen kennen. In eerste instantie houden ze de boel wat af, maar als je daar doorheen bent, is er geen beter volk.)

        Op de fiets terug naar Heerenveen overdenk ik de afgelopen uren. Wat een middag! Heb ik gevonden wat ik zocht, en wat was dat dan? Ik besef dat ik me enorm verbonden voel met deze veenpolders, waar mijn voorouders hebben gewerkt en gewoond. Met het zoeken naar mijn eigen roots kom ik bij hen terecht, en waar ik iets van hun doen en laten terugvind, daar vind ik ook iets van mezelf.


Dit verhaal schreef ik in 2006. In 2012 kreeg het een onverwacht vervolg toen Alfred de Ruiter op de proppen kwam met foto's van zijn familie, waaronder (inderdaad) twee broers Jan en Jabik de Ruiter!
Het werd nóg mooier toen ik op één van de foto's onmiskenbaar dit huis terugvond. Fantastisch!
De foto's vind je hier.


Een gedetailleerde beschrijving van de huizen van Rein Wiegers Ruiter vind je hier.




Opmerkingen? Foutje gevonden?   Opmerkingen?
Meld het via het reactieformulier!