Emigreren naar Amerika - III


Waarlijk wij dachten zoo bij ons zelf wat zijn er toch weinigen die den Heere wenschen te dienen, en hoevelen die zich toch op den Breeden weg voortspoeden, ook onder het andere volkje konden wij niets Godsdienstigs waarnemen. Van allerlei talen hoort men hier : Hollanders, Duitschers, Poolen en Russchen, Hongaren en Finnen, Franschen en Belgen, Bulgaren en Serviërs, een Mengeling van Volkeren doorelkaar en allen 3de Klas doch de Hollanders en Duitschers zijn in het Schip afzonder de anderen in de onderste verdieping - wij in de bovenste, voort (meteen - JR) onder het Dek. Ook aan tafel in de eetzaal komen die niet bij ons, wel gaat hun weg naar hun verblijf door onze eetzaal heen, wat dit onaangenaams voor ons heeft dat de zeezieken die er onder uit komen bij ons meest de boel onder spuwen, en het duurt dan ook niet lang of er is zo'n onaangenaame lucht dat het haast niet is uit te houden alles walgt u toe.
Mijn vrouw blijft stil in de Hut met de Kinderen. Zij kon er helemaal niet uit, ik zorg voor Mondvoorraad dat ze in de Hut opeten doch ik raak het niet aan ik kan er niets door krijgen en heb zoo draaierig gevoel alsof men Misschelijk is van te veel Rooken of zoo iets. Nu ik ben dan Misschelijk van te veel Stank. Mijn vrouw is aan het eten en terwijl ik het aanzie jahoor daar komt het, met een Ruk de deur los, en eer een been in de gang is spuwen alles wat ik in mijn lijf heb. Lammechien wordt op dit gezicht ook anders : het eten blijft staan, en eer twee uur verder zijn heeft zij ook eens haar gal uitgespuwd, de 3 dagen die hier op volgen zijn voor mij allernaarst slecht, altijd moet ik, dan, om Drinkwater dan om Waschwater en dan de Pot leegbrengen de Hut verlaten en altijd door die Smeerboel heen. Wel wordt het elke dag door de bedienden schoongemaakt, doch het is maar even of alles is weer een en al Drek. Als gij dit nu leest zult gij wel zeggen : nu wat een leventje.
Gelukkig duurt het niet zoo lang, zoo als ik gezegd heb 3 dagen ongeveer, toen werd het op de hand beter, daar men er toen meer aan gewoon raakte, om heen en weer, op en neer geschommeld te worden.



Een mooie plaat van de Statendam op volle zee - JR

Hoe verder wij de Oceaan in komen, hoe hooger de Goven gaan, dat is waarlijk een mooi en Grootsch gezicht. Als men op het Dek van het Schip staat en over de zee uw oog laat gaan, de Kruinen der Golven zijn Wit, als sneeuw dat is alles Schuim, dat door de beweging in het water onstaat, wij dachten op dit gezicht nog zoo aan den Psalm Dichter waar hij zegt :
                Laat vrij het schuimend zeenat bruisen
                D'ontroerde wateren hevig Bruisen, enz.

Dit gaf ons ook nu waarlijk troost bij het zien van deze ontroerde wateren en het Bruisend zeenat, dat soms met heele groote vlagen over het Schip heenvliegt, en zoo gaan wij dan maar altijd voort, elke dag weer hetzelfde leven en hetzelfde gezicht.
Een paar keer zagen wij nog een Schip dat wij tegenkwamen of voorbij gingen, doch altijd op verre afstand, zoodat wij niet duidelijk kunnen zien hoe het Schip er uitziet. Het is met dit weer eentonig aan Boord, daar men haast niet anders kan dan zitten of liggen, want het loopen gaat slecht, men moet zich dan overal aan vast houden en dan maakt men soms zulke aanloopjes dat het vaak een groot gelach verwekt voor hen die het zien.
Een ieder is nog al opgewekt wij zingen en lezen wat, en praten met elkaar, en dan zijn er die nog eens wat voordragen. Wij maken 't ons zoo gezellig moogelijk en Slapen lang, want 's avonds 9 uur dan zijn haast allen onder de wol.







Opmerkingen? Foutje gevonden?   Opmerkingen?
Meld het via het reactieformulier!

    vorige    volgende 

Roelof Pieters Ruiter en zijn vrouw Lammegien met hun drie jonge kinderen emigreerden in 1906 naar Noord-Amerika. Enkele weken na hun aankomst in Grand Rapids schreef Roelof deze brief naar familie in Nederland.

De tekst heb ik zoveel mogelijk letterlijk overgenomen en voorzien van foto's die uit dezelfde tijd stammen.



Familieverhalen


Streekgeschiedenis


Wetenswaardigheden


Film & Video