St. Anthony Groote Broederschap
De St.Anthony Groote Broederschap werd in 1451 opgericht als een soort - wat we nu zouden noemen - charitatieve instelling maar dan wel eentje met een sterk christelijk (katholiek) karakter. Het hogere doel was - via de hulp aan de armen - om God te eren en te dienen; en dat alles vooral om hierdoor zelf zielenheil te verkrijgen: bevrijding van je ziel van alle zorgen en beklemming, met name na de dood.
Doelstellingen van dit geestelijk gilde waren vooral onderlinge hulp, in het bijzonder het bezorgen van de begrafenissen van haar overleden leden, zielmissen voor hen te doen lezen, liefdadigheid te beoefenen, de beschermheilige in eigen kapel of altaar te vereren (in dit geval St.Antonius, die op jeugdige leeftijd zijn gehele vermogen aan de armen had geschonken). En als laatste: gezellige bijeenkomsten en maaltijden houden. Onderlinge banden smeden en de mogelijkheid tot netwerken waren belangrijke zaken.
De stichting heeft altijd een goede naam gehad; het kwam wel voor dat personen postuum lid werden gemaakt omdat het goede werk van de stichting afstraalde op al haar leden. Met andere woorden: het kon wel eens helpen om de de kansen op een prettig verblijf in het hiernamaals te verbeteren om na je dood nog lid te worden van de Broederschap.
De leden van deze broederschap moesten o.a.:
- Elke week twee missen laten lezen; een voor de levende en een voor de overleden broeders en zusters van het gilde,
- Elke zondag aan de ‘werkelijke’ armen een uitdeling doen; deze aalmoezen 's Zondags gaf „voir der kerckdoir", aan „den rechten liggenden huisarmen", geboren burgers der stad. Deze uitdelingen werden in Zutphen “preuvingen” genoemd en daarvoor was een apart “preuvingenhuisje” aan de noordkant tegen de kerk aangebouwd. De armen konden daar na de mis hun preuving afhalen. Behalve de ‘echte’ armen konden ook de bewoners van het Ruitershofje hun wekelijkse portie brood en boter afhalen. Rond de Christelijke feestdagen werd als extra per persoon een pond vlees verstrekt, en bij hoge nood ook dingen als brandhout etc.
Bij toelating als broeder moest 1 pond per jaar betaald worden. Eens per jaar na kerst werd een vergadering gehouden waarin de belangen van de broederschap werden besproken en het bestuur aangevuld. Als een broeder of zuster overleed moest uit zijn nalatenschap 1 pond betaald worden, terwijl bij de begrafenis iedereen verplicht ter kerke moest komen en daar te offeren. Wie weg bleef, kreeg een kleine geldboete.
De broederschap mocht uit niet meer dan 50 manspersonen bestaan, die bij meerderheid van stemmen gekozen werden.
Het gilde werd geregeerd door 3 olderluden en 2 gildemeisters. Elk jaar maakte een der twee laatstgenoemden plaats voor een nieuwe, olderlieden werden voor het leven benoemd.
De broederschap had in de Walburgiskerk zelfs een eigen altaar. Bij dit altaar bevond zich een muurschildering met een afbeelding die betrekking had op de legende van de drie levenden en de drie doden; drie ruiters rijden langs drie graven die zich openen en waaruit klinkt: ‘wat jullie zijn waren wij, wat wij zijn worden Jullie’. Altaar en muurschildering zijn ter tijde van de reformatie (beeldenstorm) verdwenen.
De Sint Anthony Groote Broederschap bezit nog steeds huizen en boerderijen. In Hengelo onder andere het Riefel, Groot Bannink, ’t Gotink, Klein Bannink en Vaalverdink. In Zutphen zijn het Ten Broekehuis en het Ruitershofje onder andere in bezit van de broederschap.Intussen is de broederschap omgevormd tot een stichting, maar de doelstelling om de armen te helpen wordt nog steeds nagestreefd. In het verleden was het wel eens moeilijk om ‘verborgen armoedigen’ te vinden. Er moest dan bij dominee en pastoor worden nagevraagd waar hulp nodig was. Tegenwoordig wordt vooral de voedselbank ondersteund, dankzij deze steun kan er veel goed werk worden verricht.
Vanaf het eerste begin zijn Ruyters tot dit gilde toegetreden. Uit 1483 stamt deze akte, waarin Gerrit Ruyter, die met Lamme Exsen getrouwd was, toezegt jaarlijks 1 pond te betalen aan het gilde. Als onderpand dient hun huis aan de Molenstraat.
De transcriptie luidt:
Wij Richter en Scepen der Stat van Zutphen doen kondt ind tuegen
dat voir ons in Gerichte ind in Scependom gekomen sijn Geryt
Ruyt[er] by hem selven ind Lamme syn echte wyff myt hem als myt
orn gerechten mo[m]ber ordelick daer toeverkaen?? End bekende voer
hem en voer den erven dat sie vercocht hebben ind jaerlix schul-
dich syn den oelderlueden ende Gyldemeysten van Sante Anthonys
gylde tot behoeff des gilden eijn pondt jaerlix gerechter stedicheyt
soe men bynnen onser stat voer pond gyfft van pensien ende
van hueren te betaelen alle jare op zientgange? ?? oer alinge
huysinge gelegen in de Moelenstraete mytter eynne zyden an hue-
singe Aelbert onser statbaede ind mytter andr zyden an die ge-
meyne steghe. Achterstreckende an onser Stat muere vry ende
qwyt. Beheltlicke den her[en] synen thynss ind eyn pondt jaerlix
den ghenen die daer recht toe hebben sonder Argelist in oirkon-
des hebben wy onser stat segel an desen brieff gehangen.
Gegeven in den Jaer ons her[en] duesent vierhondert dryeend
tachtentich op Sunte Gallen Avont
Wilhem Leerinck
Derick ten Walle
Bronnen
Jaap Ruiter